De bandenspanningssensoren en -zenders zijn voorzien van een unieke identificatiecode. Als er nieuwe bandenspanningssensoren en -zenders gemonteerdworden, moeten de ID-codes van deze componenten worden geregistreerd in de bandenspanningswaarschuwingssysteem- ECU.
Controleer voordat u de identificatiecoderegistratie uitvoert of er zich geen velgen met bandenspanningssensoren en -zenders in de buurt van de auto bevinden.
1.Parkeer de auto op een veilige plaats gedurende ongeveer 20 minuten en schakel vervolgens het hybridesysteem in.
De procedure voor de identificatiecoderegistratie kan niet worden uitgevoerd wanneer de auto rijdt.
2.Selecteer
van het
multiinformatiedisplay
en druk vervolgens
op
.
3.Druk op
of
om "Vehicle
Settings" (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4.Druk op
of
om "TPWS
setting" (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5.Druk op
of
om "Tyre Set
Switching" (veranderen van
wielenset) te selecteren en druk
vervolgens op
.
6.Druk op
of
om "Register New
Valve / ID" (registreer nieuw
ventiel/ID-code) te selecteren en druk
vervolgens op
.
7.Druk op
of
om "Tyre Set 1"
(wielenset 1) of "Tyre Set 2"
(wielenset 2) te selecteren. Druk
vervolgens op
.
Identificatiecodes worden geregistreerd voor de weergegeven wielenset.
Selecteer om de te registreren wielenset te wijzigen de weergegeven set en selecteer vervolgens de wielenset die u wilt registreren.
Als er al identificatiecodes zijn geregistreerd voor die wielenset, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning 3 keer langzaam knipperen en wordt er een melding weergegeven op het multiinformatiedisplay die aangeeft dat de wijziging wordt uitgevoerd.
8.Selecteer OK en druk vervolgens op
.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning knippert 3 keer langzaam en er wordt een melding weergegeven op het multiinformatiedisplay die aangeeft dat de identificatiecoderegistratie wordt uitgevoerd. Het wisselen van de wielenset wordt geannuleerd en de registratie begint.
Als de registratie wordt uitgevoerd, gaat het waarschuwingslampje lage bandenspanning gedurende ongeveer 1 minuut knipperen en blijft het vervolgens branden. "---" wordt op het multi-informatiedisplay weergegeven voor de bandenspanning van elke band.
9.Rijd rechtuit (met zo min mogelijk bochten naar links en rechts) met een snelheid van ten minste ongeveer 40 km/h gedurende ongeveer 10 tot 30 minuten.
Als de registratie is voltooid, dooft het waarschuwingslampje lage bandenspanning en wordt er een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay die aangeeft dat de registratie is voltooid.
Het kan langer dan normaal duren om de registratie te voltooien als de rijsnelheid niet ten minste 40 km/h is.
Als de registratie na ten minste 1 uur rijden niet is voltooid, herhaal dan de registratieprocedure vanaf het begin.
10.Als de bandenspanning van de gemonteerde wielenset verschilt van die van de vorige set, moet de procedure voor het instellen van de bandenspanning van het bandenspanningswaarschuwingssysteem worden uitgevoerd.
Als de voorgeschreven bandenspanning hetzelfde is, hoeft de procedure voor het instellen van de bandenspanning niet te worden uitgevoerd.
Bij het registreren van identificatiecodes
Als identificatiecodes niet eenvoudig kunnen worden geregistreerd
Annuleren van de identificatiecoderegistratie
Selecteer, omde identificatiecoderegistratie te annuleren nadat deze is gestart, nogmaals "Register New Valve / ID" (registreer nieuw ventiel/ID-code) op het multi-informatiedisplay.
Als de identificatiecoderegistratie is geannuleerd, dooft het waarschuwingslampje lage bandenspanning. Als het waarschuwingslampje niet dooft, is de identificatiecoderegistratie mogelijk niet goed geannuleerd. Selecteer, omde registratie te annuleren, "Register New Valve / ID" (registreer nieuw ventiel/ID-code) op het multi-informatiedisplay.