Op de accessoireaansluiting kunnen 12V-accessoires worden aangesloten die minder dan 10 A verbruiken.
Open het deksel van het consolevak en open het klepje.
De accessoireaansluiting kan worden gebruikt als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Als het hybridesysteemwordt uitgeschakeld
Koppel aangesloten elektrische apparaten met een oplaadfunctie, zoals een powerbank, los. Als dergelijke apparaten niet worden losgekoppeld, wordt het hybridesysteem mogelijk niet op de normale manier uitgeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen dat de zekering doorbrandt
Sluit geen accessoires aan die meer dan 12 V/10 A verbruiken.
Voorkomen van schade aan de accessoireaansluiting
Sluit de accessoireaansluiting af met het kapje als de aansluiting niet in gebruik is.
Vreemde voorwerpen of vloeistoffen die in de accessoireaansluiting terechtkomen, kunnen kortsluiting veroorzaken.
Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet langer dan noodzakelijk is als het hybridesysteem niet ingeschakeld is.
Draadloze lader (indien aanwezig)
U kunt een draagbaar apparaat, zoals een smartphone of mobiele telefoon, opladen door het simpelweg op het laadgebied te plaatsen, mits het apparaat compatibel is met de Qi draadloze-laadstandaard van het Wireless Power Consortium.
De draadloze lader kan niet worden gebruikt met draagbare apparaten die groter zijn dan het laadgebied. Daarnaast werkt de draadloze lader mogelijk niet goed, afhankelijk van het draagbare apparaat. Raadpleeg de handleiding van het draagbare apparaat.
Het "Qi"-logo
Het "Qi"-logo is een handelsmerk van het Wireless Power Consortium.
Namen van alle onderdelen
*Compatibele draagbare apparaten en draadloze laders hebben een laadspoel.
De laadspoel in de draadloze lader kan binnen het laadgebied rondom het midden van het oplaadvak bewegen.
Wanneer de laadspoel in een draagbaar apparaat in het laadgebied wordt gesignaleerd, beweegt de spoel van de lader in de richting van de andere spoel en wordt het laden gestart. Als de laadspoel in het draagbare apparaat uit het laadgebied wordt gehaald, wordt het laden automatisch gestopt.
Bovendien worden, als er 2 of meer draagbare apparaten tegelijkertijd op het oplaadvak worden geplaatst, mogelijk niet alle laadspoelen gesignaleerd en is opladen wellicht niet mogelijk.
Gebruik van de draadloze lader
1.Druk op de voedingsschakelaar van de draadloze lader.
Wanneer u nogmaals op de toets drukt, wordt de draadloze lader uitgeschakeld.
Wanneer de schakelaar aan is, gaat de werkingsindicator (groen) branden.
Als het contact UIT wordt gezet, wordt de aan-/uitstatus van de draadloze lader in het geheugen opgeslagen.
Als tijdens het laden 3 keer op de voedingsschakelaar wordt gedrukt, wordt de snellaadfunctie ingeschakeld. Druk, terwijl er geen draagbaar apparaat wordt opgeladen, op de voedingsschakelaar om de draadloze lader uit te schakelen.
2.Plaats een draagbaar apparaat op het laadgebied.
Plaats het draagbare apparaat zodanig dat het zich in het midden van het laadgebied bevindt met het laadoppervlak naar de draadloze lader gericht.
De laadspoel bevindt zich bij sommige apparaten niet in het midden. Plaats in dat geval het apparaat zodanig dat de laadspoel zich in het midden van het laadgebied bevindt.
Tijdens het laden gaat de werkingsindicator (oranje) branden.
Wanneer er niet wordt geladen, plaats dan het draagbare apparaat zo dicht mogelijk bij het midden van het laadgebied.
Als het laden niet wordt uitgevoerd, brandt de werkingsindicator langzaam afwisselend groen en oranje en is er mogelijk herhaaldelijk een werkingsgeluid van de laadspoel hoorbaar.
Wanneer het laden is voltooid, gaat de werkingsindicator (groen) branden.
Oplaadfunctie
Snellaadfunctie
Wanneer snelladen mogelijk is, schakelt de werkingsindicator van branden (oranje) naar knipperen tussen groen en oranje.
*1In stand-by levert de lader geen vermogen. Als er in deze stand een metalen
voorwerp
op het oplaadvak wordt geplaatst, zal dit niet warm worden.
*2Afhankelijk van het draagbare apparaat blijft de werkingsindicator mogelijk
(oranje)
branden nadat het laden is voltooid.
Als er een fout is gesignaleerd, knippert de werkingsindicator (oranje). Neem de juiste maatregelen volgens onderstaande tabel.
De draadloze lader kan worden bediend als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
Draagbare apparaten die kunnen worden geladen
Compatibiliteit met alle apparaten die aan de Qi draadloze-laadstandaard voldoen is echter niet gegarandeerd.
Gebruik van het Smart entry-systeem met startknop
Wanneer het Smart entry-systeem met startknop scant op de aanwezigheid van elektronische sleutels kan het laden tijdelijk worden onderbroken.
Wanneer er een hoesje om het draagbare apparaat zit of wanneer er een accessoire aan is bevestigd
Laad het draagbare apparaat niet wanneer er een hoesje om het draagbare apparaat zit of wanneer er een accessoire aan is bevestigd dat niet Qi-compatible is.
Afhankelijk van het type hoesje (inclusief bepaalde originele onderdelen van de fabrikant) en/of accessoire kan het zijn dat het laden van het draagbare apparaat niet mogelijk is. Als het draagbare apparaat op het laadgebied is geplaatst en niet wordt geladen, verwijder dan het hoesje en/of het accessoire.
Voorzorgsmaatregelen bij laden
Tijdens het laden worden de draadloze lader en het draagbare apparaat warm.
Dit duidt niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat tijdens het laden warm wordt en het laden stopt als gevolg van de beschermingsfunctie van het draagbare apparaat, wacht dan tot het draagbare apparaat is afgekoeld en laad dan opnieuw.
Er kan ook een ventilator worden ingeschakeld om de temperatuur in de lader te verlagen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.
Geluid gegenereerd tijdens de bediening
Als op de voedingsschakelaar wordt gedrukt om de draadloze lader in te schakelen, als op de startknop wordt gedrukt om het contact in stand ACC of AAN te zetten terwijl de draadloze lader is ingeschakeld of wanneer er een draagbaar apparaat wordt gesignaleerd, zijn er mogelijk werkingsgeluiden te horen. Dit is normaal en duidt niet op een storing.