Begeleidingsschermen worden weergegeven op het scherm van het audiosysteem.
Begeleidingsscherm (bij starten begeleiding)
of
: Wijzigen van het beoogde
parkeervak.
of
: Selecteren van het
huidige beoogde parkeervak.
: Hiermee kunt u overschakelen
op de functie fileparkeren.
: Hiermee kunt u overschakelen
op de functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit)
Begeleidingsscherm (bij achteruitrijden)
*De gele lijn aan de zijkant wordt niet weergegeven als de beoogde stoppositie zich op een afstand van ongeveer 2,5m of meer van de auto bevindt.
Pop-updisplay Toyota Parking Assist-sensor
Ongeacht of de Toyota Parking Assist-sensor is uit- of ingeschakeld, wordt er automatisch een pop-updisplay weergegeven over het begeleidingsscherm als er een object wordt gesignaleerd door de Toyota Parking Assist-sensor terwijl Advanced Park is ingeschakeld.
Werking remregeling als Advanced Park is ingeschakeld
Als het systeem, terwijl Advanced Park is ingeschakeld, oordeelt dat de kans op een aanrijding met een gesignaleerd bewegend of stilstaand object groot is, treden de begrenzingsregeling van het hybridesysteem en de remregeling in werking. Als de remregeling in werking is, wordt dewerking van Advanced Park onderbroken en wordt er een melding weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Zoemer
Afhankelijk van omgevingsgeluiden of geluiden van andere systemen kan het moeilijk zijn om de zoemer van dit systeem te horen.
Als er een zwart scherm wordt weergegeven op het scherm van het audiosysteem als Advanced Park in werking is
Het systeem wordt beïnvloed door radiogolven of er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig. Als er een radioantenne is geplaatst in de buurt van een camera, verplaats deze dan naar een locatie zo ver mogelijk van de camera.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als er geen radioantenne is geplaatst in de buurt van een camera en het scherm nog niet normaal werkt nadat het contact UIT is gezet en het hybridesysteem vervolgens weer is gestart.
Functie haaks inparkeren (vooruit/achteruit)
Beschrijving functie
De functie haaks inparkeren (vooruit/achteruit) kan worden gebruikt als het beoogde parkeervak kan worden gesignaleerd wanneer de auto dicht bij en haaks op het midden van het parkeervak tot stilstand wordt gebracht. Ook kan, afhankelijk van de conditie van het parkeervak enzovoort, de stand van de transmissie worden gewijzigd door de begeleidingsregeling als de rijrichting van de auto moet worden veranderd.
Parkeren met behulp van de functie haaks inparkeren (vooruit/achteruit)
1.Breng de auto tot stilstand op een punt dicht bij en haaks op het midden van het beoogde parkeervak.
Als het parkeervak is gemarkeerd met lijnen
Het systeem werkt mogelijk ook als er slechts aan een kant van het beoogde parkeervak een lijn aanwezig is.
*Dit is een referentiemeting voor het signaleren van een parkeervak.
Afhankelijk van de omgeving is het signaleren soms niet mogelijk.
Als er andere auto's geparkeerd staan
Het systeem werkt mogelijk ook als er slechts aan een kant van het beoogde parkeervak een auto staat.
*Dit is een referentiemeting voor het signaleren van een parkeervak.
Afhankelijk van de omgeving is het signaleren soms niet mogelijk.
2.Druk op de hoofdschakelaar van Advanced Park en controleer of er een mogelijk parkeervak wordtweergegeven op het scherm van het audiosysteem.
3.Selecteer de toets "Start".
Er klinkt een zoemer, erwordt een melding met betrekking tot de werking weergegeven op het multi-informatiedisplay en de begeleiding wordt gestart.
Als de begeleiding wordt uitgeschakeld, wordt "Advanced Park Cancel" (Advanced Park uitgeschakeld) weergegeven.
Als u merkt dat de auto een voertuig, object, persoon of greppel in de buurt te dicht nadert.
4.Voer de handelingen uit overeenkomstig de weergegeven adviezen totdat de auto stopt in het beoogde parkeervak.
5.Als de selectiehendel in stand Pwordt gezet nadat de auto tot stilstand is gekomen, wordt "Advanced Park Finished" (Advanced Park beëindigd) weergegeven en wordt de begeleiding beëindigd.
Als u
selecteert op het scherm
van het
audiosysteem, zal de op het
voltooiingsscherm van de Parking Assist
weergegeven auto draaien.
Als u merkt dat de auto een voertuig, object, persoon of greppel te dicht nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot stilstand te brengen en zet de transmissie in een andere stand om de rijrichting van de auto te veranderen. Op dat moment wordt de begeleiding onderbroken. Als de toets "Start" echter wordt geselecteerd, wordt de begeleiding hervat en beweegt de auto in de richting die overeenkomt met de geselecteerde stand van de transmissie.
OPMERKING
Bij gebruik van de functie haaks inparkeren (vooruit/achteruit)
Als er obstakels aanwezig zijn tussen de auto en de beoogde parkeerplaats of binnen de gele afstandslijnen, schakel dan deze functie uit.
Hierdoor kan de auto buiten het beoogde parkeervak of scheef komen te staan. Gebruik deze functie daarom niet voor dit soort parkeerplaatsen.
Breng, als het ernaar uitziet dat de auto ergens tegenaan zal rijden of van de weg raakt, de auto tot stilstand door het rempedaal in te trappen en druk vervolgens op de hoofdschakelaar van Advanced Park om het systeem uit te schakelen.