Het noodstopsysteem is een systeem dat de auto automatisch afremt en binnen zijn rijstrook tot stilstand brengt als de bestuurder niet meer in staat is omverder te rijden, bijvoorbeeld in geval van een medisch noodgeval.
Wanneer de LTA (Lane Tracing Assist) in werking is en het systeem geen rijhandelingen signaleert, bijvoorbeeld als de bestuurder het stuurwiel niet vasthoudt, en vaststelt dat de bestuurder niet reageert, wordt de auto afgeremd en binnen de huidige rijstrook tot stilstand gebracht om een aanrijding te helpen voorkomen of de kracht van een aanrijding te helpen verminderen.
WAARSCHUWING!
Voor een veilig gebruik
Het is niet bedoeld om (door) te kunnen rijden als de bestuurder slaperig of gewond is of op een andere manier niet in staat is om veilig te rijden.
Het systeem treedt mogelijk niet in werking als het niet goed kan bepalen of de bestuurder actief is, bijvoorbeeld als deze tegen het stuurwiel leunt.
Samenvatting van het systeem
De werking van dit systeem is onderverdeeld in 4 regeltoestanden.
Door middel van de regeltoestand "waarschuwingsfase 1" en "waarschuwingsfase 2" bepaalt het systeem of de bestuurder bij kennis is en reageert, terwijl een waarschuwing wordt gegeven en de rijsnelheid wordt geregeld. Als het systeem vaststelt dat de bestuurder niet reageert, worden de regeltoestand "fase voor afremmen en tot stilstand brengen" en "blokkeerfase" geactiveerd enwordt de auto afgeremd en tot stilstand gebracht. Vervolgens blijft de "blokkeerfase" geactiveerd.
Voorwaarden voor werking
Het systeem werkt wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan:
Voorwaarden voor uitschakeling
In de volgende situaties wordt de bediening van het systeem geannuleerd:
LTA-regeling wanneer het systeem wordt uitgeschakeld
Wanneer het noodstopsysteem wordt uitgeschakeld, kan de LTA-regeling ook worden uitgeschakeld.
Waarschuwingsfase 1
Als er geen rijhandelingen worden gesignaleerd nadat de waarschuwing voor een losgelaten stuurwiel is geactiveerd, klinkt er met tussenpozen een zoemer,wordt er een melding weergegeven om de bestuurder te waarschuwen en beoordeelt het systeem of de bestuurder al dan niet reageert. Als rijhandelingen, zoals het vastpakken van het stuurwiel, niet binnen een bepaalde tijd worden uitgevoerd, gaat het systeem over naar waarschuwingsfase 2.
Waarschuwingsfase 2
Nadat waarschuwingsfase 2 is geactiveerd, klinkt er met korte tussenpozen een zoemer, wordt er een melding weergegeven om de bestuurder te waarschuwen en remt de auto langzaam af. Als rijhandelingen, zoals het vastpakken van het stuurwiel, niet binnen een bepaalde tijd worden uitgevoerd, stelt het systeem vast dat de bestuurder niet reageert en wordt de fase voor afremmen en tot stilstand brengen ingeschakeld.
Het geluid van het audiosysteem wordt uitgeschakeld tot de bestuurder weer reageert.
Wanneer de auto afremt, gaan de remlichten mogelijk branden, afhankelijk van de wegomstandigheden, enz.
Nadat de auto tot een bepaalde snelheid is afgeremd, gaan de alarmknipperlichten knipperen.
Fase voor afremmen en tot stilstand brengen
Nadat is vastgesteld dat de bestuurder niet reageert, klinkt er onafgebroken een zoemer,wordt er een melding weergegeven om de bestuurder te waarschuwen en wordt de auto langzaam afgeremd en tot stilstand gebracht.
Terwijl de auto afremt, gaan de alarmknipperlichten knipperen om andereweggebruikers te waarschuwen.
Blokkeerfase
Nadat de auto tot stilstand is gebracht, wordt de parkeerrem automatisch geactiveerd. Nadat de blokkeerfase is ingeschakeld, blijft de zoemer onafgebroken klinken, knipperen de alarmknipperlichten om andere weggebruikers te waarschuwen en worden de portieren ontgrendeld.