Na het wisselen van banden moet van elk wiel de positie worden geregistreerd.
De wielpositieregistratie kan door uzelf worden uitgevoerd. Registratie van de wielpositie wordt uitgevoerd door vooruit te rijden en voorzichtig bochten naar links en naar rechts te maken. Afhankelijk van de rijomstandigheden en de rijomgeving kan het echter enige tijd duren voordat de registratie voltooid is.
1.Parkeer de auto op een veilige plaats gedurende ongeveer 20 minuten en schakel vervolgens het hybridesysteem in.
De procedure voor de wielpositieregistratie kan niet worden uitgevoerd wanneer de auto rijdt.
2.Selecteer
van het
multiinformatiedisplay
en druk vervolgens
op
.
3.Druk op
of
om "Vehicle
Settings" (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4.Druk op
of
om "TPWS
setting" (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5.Druk op
of
om "Tyre
Rotation" (wisselen van banden) te
selecteren en druk vervolgens op
.
6.Selecteer OK en druk vervolgens op
.
Op het multi-informatiedisplay wordt een melding weergegeven die aangeeft dat de wielpositie wordt geregistreerd. "---" wordt weergegeven voor de bandenspanning van elke band en de registratie van de wielpositie begint.
7.Rijd rechtuit (met zo min mogelijk bochten naar links en rechts) met een snelheid van ten minste ongeveer 40 km/h gedurende ongeveer 10 tot 30 minuten.
Wanneer de wielpositieregistratie is voltooid, wordt een melding weergegeven dat de registratie is voltooid en wordt de bandenspanning van elke band weergegeven op het multi-informatiedisplay.
Zelfs als het niet mogelijk is om continu met een snelheid van ongeveer 40 km/h of meer te rijden, kan de registratie worden voltooid door gedurende langere tijd met de auto te rijden. Parkeer de auto op een veilige plaats gedurende ongeveer 15 minuten, met het contact AAN, als de registratie na 1 uur of langer rijden niet is voltooid en rijd vervolgens nogmaals met de auto.
Bij het registreren van de wielpositie
Procedure wielpositieregistratie
Als de wielpositie niet eenvoudig kan worden geregistreerd
Instellen van de bandenspanning
In de volgende situaties moet de procedure voor het instellen van de bandenspanning van het bandenspanningswaarschuwingssysteem worden uitgevoerd.
Als de bandenspanning op het voorgeschreven niveau is gebracht, voer dan de procedure voor het instellen van de bandenspanning uit door de voorgeschreven bandenspanning te selecteren op het multi-informatiedisplay.
Als de bandenspanning anders moet zijn dan voorgeschreven, zoals wanneer banden met een andere dan de voorgeschreven maat worden gebruikt, stelt u de bandenspanning in m.b.v. de huidige spanning. Zorg ervoor dat u de bandenspanning van elke band op het juiste niveau afstelt voordat u de bandenspanning instelt. Het bandenspanningswaarschuwingssysteem werkt op basis van deze bandenspanning.
Instellen door de voorgeschreven bandenspanning te selecteren
1.Parkeer de auto op een veilige plaats en schakel vervolgens het hybridesysteem in.
De bandenspanning kan niet worden ingesteld terwijl de auto rijdt.
2.Selecteer
van het
multiinformatiedisplay
en druk vervolgens
op
.
3.Druk op
of
om "Vehicle
Settings" (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4.Druk op
of
om "TPWS
setting" (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5.Druk op
of
om "Tyre Pressure
Setting" (instelling bandenspanning)
te selecteren en druk vervolgens op
.
6.Druk op
of
om "Setting by
Specified Pressure" (instellen met
voorgeschreven bandenspanning) te
selecteren en druk vervolgens op
.
7.Selecteer de gewenste
bandenspanning en druk vervolgens
op
.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat 3 keer langzaam knipperen.
Nadat de bandenspanning is ingesteld, wordt op het multi-informatiedisplay een melding weergegeven die aangeeft dat het instellen is voltooid.
Als de bandenspanning niet eenvoudig kan worden ingesteld
Voer de procedure nogmaals uit vanaf het begin.
Instellen m.b.v. de huidige bandenspanning
WAARSCHUWING!
Alvorens de bandenspanning in te stellen
Zorg ervoor dat u de bandenspanning van elke band op het juiste niveau afstelt voordat u de bandenspanning instelt. Anders kan het voorkomen dat het waarschuwingslampje lage bandenspanning niet gaat branden terwijl de bandenspanning te laag wordt, of wel gaat branden terwijl de bandenspanning in orde is.
1.Parkeer de auto op een veilige plaats en schakel vervolgens het hybridesysteem in.
De bandenspanning kan niet worden ingesteld terwijl de auto rijdt.
2.Selecteer
van het
multiinformatiedisplay
en druk vervolgens
op
.
3.Druk op
of
om "Vehicle
Settings" (voertuiginstellingen) te
selecteren en houd vervolgens
ingedrukt.
4.Druk op
of
om "TPWS
setting" (instelling TPWS) te
selecteren en druk vervolgens op
.
5.Druk op
of
om "Tyre Pressure
Setting" (instelling bandenspanning)
te selecteren en druk vervolgens op
.
6.Druk op
of
om "Setting by
Current Pressure" (instellen met
huidige bandenspanning) te
selecteren en druk vervolgens op
.
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning knippert 3 keer langzaam en er wordt een melding weergegeven op het multiinformatiedisplay die aangeeft dat de bandenspanning wordt ingesteld.
Nadat de bandenspanning is ingesteld, wordt op het multi-informatiedisplay een melding weergegeven die aangeeft dat het instellen is voltooid.
Waarschuwingen bandenspanningswaarschuwingssysteem
Zorg er daarnaast voor dat de banden koud zijn voordat de procedure voor het instellen van de bandenspanning wordt uitgevoerd of de banden op spanning worden gebracht.
Procedure voor instellen bandenspanning
Als de bandenspanning niet eenvoudig kan worden ingesteld
Voer de procedure nogmaals uit vanaf het begin.